Blog

Metamorfose

Nu de lente rap in aantocht is, verwonder ik me dagelijks over de pracht en kracht van de natuur. Overal verschijnen knoppen aan struiken en bomen, vouwen minuscuul kleine bloempjes in het gras hun schermpjes open en priemen stengels dwars door bevroren aarde heen op zoek naar licht. Zwanen trekken in koppels erop uit om de beste nestplek van de sloot te bemachtigen en ’s ochtends word ik gewekt door een koor vrolijk kwetterende vogels. Dat dit een dans is die zich als een stadion-wave over de aardbol beweegt, had ik me nooit zo gerealiseerd. Tot ik Pim van Lommel – cardioloog en schrijver van het boek Eindeloos bewustzijner over hoor praten; continu is er op aarde vogelgezang hoorbaar, telkens als het weer ergens anders ochtend wordt. Doodgewoon en supernormaal, maar magisch tot in de puntjes!

Net als de tulpen die ik als laatste eenzaam overgebleven bosje tegen sluitingstijd uit de supermarkt meeneem. Hun knoppen gesloten, de bloemblaadjes bleek als een wolk waar een flets zonnetje doorheen probeert te schijnen. Ik snijd braaf de stelen schuin af, zet ze in een klein laagje water en besteed er eerlijk gezegd niet al teveel aandacht meer aan. Maar als het na een aantal dagen tijd wordt voor de gebruikelijke tulpenstengelknip, word ik flink verrast. De bloemknoppen staan licht open en tonen mij hun prachtige stampers vol stuifmeel. De blaadjes zelf zijn niet meer bleek, maar dooraderd met lichtpaarse strepen. Met een glimlach trim ik de bloemen en een geluksgevoel stroomt door me heen. In de week die volgt trakteren de bloemen me op een les in observeren, waarderen, magie en de schijnbare onmogelijkheid van metamorfoses. Ik laat ze staan tot de strepen een dieppaarse kleur hebben bereikt en de blaadjes fijntjes lila gekleurd zijn.

Wanneer ik zelf wel weer een metamorfose kan gebruiken, denk ik met weemoed aan dit prachtige schouwspel terug. Ik sip en treur wat en zou willen dat ik een tulpje was, of een rupsje of desnoods een dikkopje. Mijn systeem piept en kraakt, het wringt aan alle kanten, maar ik kan de juiste knop niet vinden om weer op de ‘blij ei’-frequentie verder te gaan. Ik ben de gereedschapskist met daarin het arsenaal aan fijne hulpmiddelen dat ik de afgelopen jaren bijeen gespaard heb kwijt. Of erger nog, ik vergeet helemaal dat ik hem heb. Ik voel me als een cartoonfiguur die met een veel te groot lichaam in een kast gepropt zit, een mummie die te strak ingewikkeld is, een tijger in een te kleine kooi. Schrijven lukt niet, alhoewel het scherm lonkt. In mijn onrust struin ik mijn vaste YouTube-kanalen af, maar heb voor geen enkele podcast of diepzinnig gesprek echt aandacht en geduld.

Mijn oog valt op Julia Cameron’s The Artist’s Way dat al dagen onaangeraakt op tafel ligt en onder de fruitschaal is verdwenen. Zwelgend in mijn eigen ongenoegen typ ik de titel in de zoekbalk in. Blijkbaar houd ik daarbij mijn adem in, want als ik een stroom resultaten zie verschijnen, ontsnapt er een diepe zucht uit mijn binnenste. Ik scrol wat heen en weer, maar kies uiteindelijk voor het filmpje met Russell Brand als interviewer. En daar is de knop, ik voel het direct zodra het geluid van zijn stem mijn gehoor binnendringt. Hier is een heerlijk onorthodoxe, authentieke, wellicht voor sommigen controversiële stem aan het woord en ik word langzaam weer wakker. Om haar woorden kracht bij te zetten en als in een poging luid en duidelijk over te komen, kruipt Julia met regelmaat dicht naar haar camera. Ze verdwijnt nog net niet in het beeldscherm, en dus drukt ook Russell op zijn beurt zijn neus tegen het scherm om maar geen millimeter van haar aanstekelijke energie te missen.

In mijn buik begint het te kriebelen. Het hilarische schouwspel in combinatie met de opdracht om toch vooral wat frivoler, luchtiger en speelser te zijn bereikt mijn lachknop. Voorzichtig borrelt er wat gegniffel boven en af een toe een harde lach, maar daar blijft het even bij. Tot ik later in de keuken sta en er ineens een onderbuik gerommel, gegrombel, gebombel en gebumbel lostrilt. Het wil naar buiten, met veel geluid, met veel beweging en met veel bombarie. En dus grombeldebombel en grumbeldebumbel ik deinend door de keuken. Een perplexe dochter aan tafel en een ietwat bezorgd kijkende poedel slaan dit schouwspel vanuit de kamer achterdochtig gade.

Het is compleet beschamend hoe ik daar sta te hompen en stompen en grumpfen en grompfen en ik kan nog net voorkomen dat er een camera op me gericht wordt. En alhoewel de puber in kwestie me verzekert dat ik er zó belachelijk uitzie dat het filmpje meteen ‘viral’ zal gaan en dat elke vorm van publiciteit echt heel positief kan uitpakken voor dit kanaal, weet ik haar ervan te overtuigen me te sparen. Ik moet dan als tegenprestatie nog wel even doorgaan met mijn fratsen. Maar inmiddels is het hek van de dam, de lachknop volledig omgezet en elke poging door te gaan resulteert in de slappe lach. Ik hik erop los tot ik geen adem meer krijg en mijn buik er zeer van doet. Na een tijdje heb ik mijn adem weer onder controle, zit ik weer braaf aan tafel en kan het leven zijn gewone loop weer nemen. Mijn gereedschapskistje is een tool rijker en mijn systeem van een hele hoop spanning verlost!

Valentijnsdag

Als ik op de button klik die mij inzicht verschaft in waar mijn boodschappen zich ophouden, regent het pardoes hartjes over mijn beeldscherm. Mijn eerste reactie is een glimlach, want het ziet er gewoon grappig uit. Dat is natuurlijk wat de ´hoe houden we onze klanten blij en slaan we een slaatje uit een hype´-marketeers voor ogen hebben en daar trap ik dus mooi niet in! Mijn glimlach verandert dan ook naar een rechte streep plus dikke frons tussen mijn wenkbrauwen. Ik vind het rete-irritant dat zo’n feest-/herdenk-/of-wat-het-dan-ook-moge-zijn-dag op alle mogelijke manieren uitgebuit wordt. Je kunt geen winkel in of een gigantisch rood kloppend hart bonst je in de deuropening tegemoet. Zelfs mijn telecom-bedrijf heeft een leuke actie bedacht; 24 uur onbeperkt dataverkeer! Nou, jippie! Daar word ik nog eens blij van. Ik wil dat allemaal niet; ik wil alleen maar weten hoe laat mijn boodschappen komen zodat ik nog even gezellig een kop thee kan drinken bij de buurvrouw.

Na de thee ben ik mijn irritatie volledig kwijt en denk ik met weemoed terug aan mijn eerste Valentijnsdag met actie. Het moet begin jaren ’90 zijn geweest, toen het nog heel gebruikelijk was dat je als zestienjarige op dansles ging. Voordat het zover was, hadden mijn vriendinnen en ik al flink wat actie moeten ondernemen en onze overtuigingskracht tot het maximale opgerekt. Want net zoals nu tijdens een speeddate voor singles de aanmeldingslijst voor vrouwen het eerst vol is, was destijds een tekort aan puberende jongens op de dansvloer een schrijnend gegeven. Uiteindelijk lukte het ons ieder om ons samen met een jongen in te schrijven en was ons plekje op vrijdagavond gegarandeerd. Geen idee meer hoe en door wiens tussenkomst, maar al snel had ik een vaste danspartner te pakken. We zwierden vol overgave door de zaal en onze ritmes matchten aardig. Mijn tenen bleven heel, botsingen bleven uit en buiten het feit dat meneer niet kon begrijpen dat atletiek niet hetzelfde was als turnen, was ik heel tevreden.

Tot hij me mee uitvroeg! Oh help, wat nu? Dat vond ik dus doodeng, wilde ik niet – ‘I just was not into him’- maar ik was te bescheten om eerlijk te zijn. Dus werden het smoesjes als geen tijd, druk met sporten, veel huiswerk, bla bla bla. Hij leek de hint te begrijpen en kwam er niet meer op terug. Tot, jawel, je voelt ‘m aankomen, Valentijnsdag. Bij thuiskomst uit school lag er een prachtige envelop op de keukentafel. Met mijn naam erop. Ik werd warm en voelde me in de zevende hemel. Er waren namelijk wel wat ‘high school crushes’ van wie ik innig hoopte post te ontvangen. Uren kon ik zwijmelend in de klas of uit het raam voor me uit zitten staren, terwijl allerlei romantische scenario’s zich voor mijn geestesoog ontvouwden. Vol spanning vroeg ik me af van wie deze kaart zou zijn. Zou het …. of toch…..?

De teleurstelling droop recht mijn schoenen in toen ik de kaart uit de envelop haalde en ‘m openvouwde. De boodschap staat nog altijd op mijn netvlies gegrift:

Lieve Mirjam,

Wil je dan bij deze gelegenheid met me uit?

xxx …..

Ik ging door de grond. ‘No, is being my answer!!!!’ (vrij naar mijn favoriete scène uit Love Actually, meesterlijke film, maar daar heb ik het al vaker over gehad) wilde ik uitroepen, en waarschijnlijk heb ik dat ook gedaan in die grote lege woonkamer in mijn ouderlijk huis. Vertwijfeld en naarstig mijn brein afspeurend naar een geweldige maar voor hem niet-pijnlijke oplossing, kroop ik in een hoekje van de bank. Ik zat daar al een tijdje gekweld te wezen, toen mijn zusje en buurmeisje (destijds twee akelige grieten van dertien en veertien, nu natuurlijk fantastische vrouwen) giebelend binnenkwamen. Of ik toevallig post had gekregen….

Mijn woede was immens, maar de opluchting die erop volgde minstens zo groot. Met mij en Valentijnsdag kwam het helaas niet meer helemaal goed. Tot ik gisteren het mooiste, meest pure en recht uit het hart geplukte krokusje overhandigd kreeg. Meisjes van twaalf zijn nog wel lief.

Metamorfose

Daar zit ik dan, verplicht voor mijn laptop, klaar om weer een prachtig stukje tekst uit mijn vingers te laten rollen. Poedeltje-lief ligt heerlijk te snurken op mijn schoot. Haar kinnetje rust op één pootje dat over mijn linkerarm gedrapeerd ligt, haar snuitje heeft ze kruislings eroverheen verstopt in mijn elleboog. Het is een aandoenlijk schouwspel en een weldadig bron van warmte en geluk, waarbij ik niet zal klagen over hoe onhandig het zo eigenlijk typen is. Ik typ vrolijk verder, want zoals gezegd, het is verplicht. Deze hele week zullen er in sneltreinvaart stukjes van mijn hand verschijnen, want wat anders te doen als lezen een hele week lang geen optie is?

Dat klinkt heerlijk dramatisch, en ik moet eerlijk bekennen dat ik ook echt even in paniek raakte, boos werd, begon te tieren en te razen en me misselijk van ellende voelde bij het vooruitzicht zeven dagen lang geen boek open te mogen slaan. Niet meegezogen worden in het leven van Degas (Mrs. Degas – Arthur Japin), geen wonderbaarlijke getuigenissen lezen van contact met overledenen (Answers from Heaven – Theresa Cheung), er niet achter komen hoe een pinguïn zijn moeder verkoopt (Mama te koop – Zanni Louise) en geen duik in een magistrale zoektocht naar authenticiteit (Mad Honey – Jodi Picoult). En nee, vluchten naar podcast, tijdschrift, krant, praatprogramma of Jane the Virgin bingewatchen staat ook niet op de kaart…

Van buiten komen geluiden van buren die de eerste warme zonnestralen van dit voorjaar opvangen, van kinderen die in een smal reepje zon op het strand hun spel spelen, van langsrijdende auto’s, scooters en een incidenteel overvliegende zwaan. De mussen tsjirpen er lustig op los in de nog kale heg en duiven proppen hun dikke lijven vol met de enorme berg zaadjes die achterin mijn tuin ligt. Niks aan de hand, toch? Klinkt heerlijk, nietwaar? En ja, dat is het dus eigenlijk ook. Het is zalig hier te zitten, mijn schrijfkraantje open te hebben staan en me te verwonderen over waar mijn tekst mij heenleidt. Julia Cameron heeft dat stiekem zo slecht nog niet bedacht.

In The Artist’s Way biedt ze de vastgeroeste, geblokkeerde, van inspiratie verstoken (amateur) kunstenaar geweldig veel handvatten om het creatieve goud weer te laten stromen. In twaalf weken je eigen schatkist leren vinden, openen, koesteren én tentoonstellen klinkt als een sprookje. Maar net als in sprookjes is er altijd een plotwending, een ellendige schurk die roet in het prinsesselijke eten gooit, met wat dood en verderf strooit en de hoofdpersonen aardig wat hoofdbrekens bezorgt. Mijn hobbel deze week is dus ‘niet lezen’, wat best een uitdaging is als je bij een bibliotheek werkt…

P.S.: mocht je je afvragen wat de titel met de inhoud van het stuk te maken heeft? Dat vraag ik me ook af. Kom ik morgen op terug…

Sweet Saturday

Het is zo´n zaterdag die bij uitstek oproept tot cocoonen. Ditmaal vallen er geen mussen van het dak, maar zoals de Engelsen het zo mooi beeldend verwoorden ´it´s raining cats and dogs´. Sinds ik ooit een boekenlegger onder ogen kreeg met daarop dit gezegde in woord en beeld, ben ik altijd wat op mijn hoede als ik door de regen moet. Mijn capuchon onttrekt veel van mijn omgeving aan het zicht, waardoor ik mij altijd op hoop van zegen door de buurt begeef. Intens dankbaar stap ik vervolgens levend en wel door de achterdeur mijn veilige haven binnen; weer niet verpletterd door een neerdenderende Garfield of een op de aarde afstormende Snoopy. Mijn kleine krullenbol is zich van geen gevaar bewust, althans, niet van dat wat van boven komt. Waar haar blik steevast aan de grond gekleefd lijkt of zich richt op vervaarlijk uitziende boomstammen, lekkere vogelhapjes op het strand en soortgenoten die aan ons huis voorbij trekken, sla ik mijn ogen steeds vaker op.

Vooral ’s avonds, zo rond half negen, wanneer vanaf grote schermen aan woonkamermuren een malle wereld huiskamers binnendringt, tuur ik omhoog. Door het vele licht waarmee ik omringd word is het vaak even speuren tot ik ze ontwaar. Prachtig sprankelende sterren schijnen mij vanuit de hemel geruststellend toe. Elke dag opnieuw. Hoe de dag ook was, hoe het morgen ook zal zijn, het koepeltje dat ik boven mij waarneem is van een standvastigheid waar je u tegen zegt. En als ik daar zo vooruit schuifel op mijn dagelijkse uitlaatrondje – dat meestal niet zo idyllisch is als het hier nu klinkt…; hondlief moet opgetild en meters van huis meegedragen voordat ze zelf een stap verzet, wil altijd de andere kant op dan ik, schiet links als ik denk rechts te gaan, vreet van de straat ik weet niet wat want het is te donker om te zien wat er allemaal ligt, maar dat terzijde – komt toch altijd weer de vraag op waar de andere levende wezens in het heelal zich ophouden.

Die vraag houdt mij al van kinds af aan bezig en het is niet de vraag óf er ander leven is, maar wáár en hóe dan. Ik zou het zo ontegenzeglijk onlogisch vinden als slechts enkel de aarde bewoond is in dat immense, immer uitdijende heelal. Met alle kennis die ik inmiddels heb van het niet aardse, het fijnstoffelijke, het voor de meesten van ons niet waarneembare, het ongrijpbare, multidimensionale vraag ik me af hoe ik zou reageren wanneer er daadwerkelijk een ander soort wezen voor mijn neus zou staan. Zou ik toch volledig in paniek raken? De tegenwoordigheid van geest hebben kalm te blijven en mijn nieuwsgierigheid te laten winnen van de angst? Zou ik bevriezen of vluchten? Doodsangsten uitstaan of me herinneren dat mijn bewustzijn altijd blijft, alles één is en uit dezelfde bron komt en bang zijn dus niet nodig is? Ergens ben ik er vreselijk nieuwsgierig naar als ik zo de hemel afspeur. Kunnen we omgaan en communiceren met wezens die wellicht een volslagen vreemd uiterlijk hebben, andere gewoontes en een vreemde energie? Of zijn we als mensheid die nieuwsgierigheid kwijt geraakt en staan we niet meer open voor het onbekende?

Ook ik betrap mezelf erop vaak star en vooringenomen op iets of iemand te reageren. Ik moet bewust stilstaan bij het feit dat hoe ik de wereld zie, míjn perceptie is, míjn gekleurde bril. Wanneer ik denk de waarheid in pacht te hebben, dien ik me te realiseren dat dat míjn waarheid is, gevormd door de ervaringen die in míjn (onder)bewustzijn liggen opgeslagen. Open staan voor wat een ander te vertellen heeft, het inzicht dat een ander meebrengt; het voelt wat ongemakkelijk soms, maar kan je leven zo verrijken. Even loskomen van je eigen perspectief geeft ruimte. Zelfs als dat betekent dat ik na zo heerlijk mijmer-rondje thuis in een aflevering van ‘Jane the Virgin’ wordt meegezogen. Ik heb de neiging me steeds meer tegen dat soort flauwekul te verzetten en dochterlief vooral ‘nuttige’ materie voor te schotelen. Maar dan herinner ik me weer dat ik zelf ook puber ben geweest… Hoe graag ik ook meer zou willen proeven van andere sferen en dimensies, ik leef nu eenmaal in een heel aards jasje in een heel aards leven, dus vooruit, kom maar op met die troep (en ja, betrapt, daar geniet ik zelf dus ook van)!

… y, z; de laatste letters zijn gezet

Het is oudjaarsdag, 2022. De mussen vallen van het dak, niet in de laatste plaats door de bijzonder hoge temperaturen (we schrijven 16 graden om 21.35 uur). Een vreemde gewaarwording, om in winterjas de straat op te gaan om hondlief nog een laatste plasje van dit jaar te laten doen, maar een warme föhn door je haren te voelen blazen. Al zwiepzwaaiend over straat (kenmerkend voor hoe onze wandelingen eruit zien, als met een dronkemans-loopje van de ene straathoek naar de andere zwierend) scan ik de donkere straat. Dochterlief rent rondjes met een dartel dier aan haar lijn en gelukkig komen we zonder een spoor van kruit, kleerscheuren of andere narigheid weer veilig onze tuin binnen. Want die mussen, die hadden – of eigenlijk hebben – het zwaar vandaag. En niet alleen zij; de een na de andere bom doet de grond onder onze voeten trillen, laat onze trommelvliezen klapperen en jaagt mijn hart een paar keer mijn borstkas uit. De hond van de buren ligt al twee dagen trillend in haar mandje. Van de keur aan baasjes die ik op zo’n dag tegenkom hoor ik taferelen van hond hele dag in wc, hond beneveld met cbd en hond compleet onder zeil met slaapmiddel. Het moet niet maller worden. En dan heb ik het niet over de hondenbaasjes…. (ook al is dat heus bijzonder volk en bij tijd en wijle bijzonder mal).

Ik was vandaag stiekem dus heel erg blij met de regen die als in een film via tuinslangen de hemel werd uitgespoten. Een bui betekende stilte, want geen enkele zichzelf respecterende munitie-werper gaat voor de lol nat staan worden met een lontje in zijn hand en een plastic bril op zijn neus. Die hij (of zij, vooruit) hoogstwaarschijnlijk niet eens gebruikt/draagt bedenk ik me terwijl ik dit schrijf. Anyway, ik vond die natte bende dus niet zo’n punt. Met mijn koekblikje om mij heen kwam ik keurig droog aan bij het verzorgingshuis waar de bewoners op mijn voorleeskunsten zaten te wachten. Of niet, want al deze lieve mensen hebben het flink te stellen met hun bovenkamer. Niettemin werd het een heerlijk uurtje. We zonken terug in de tijd. De tijd van bruine bonensoep, van kinderen die door moeders voor een krop sla naar de volkstuin werden gestuurd. De tijd van bezems en meer van dat soort stekkerloze hulpmiddelen. De tijd van roodborstjes die tegen ramen tikken en de Elfstedentocht rijden in heel gewone kleding, maar net niet meer op Friese doorlopers. Ik werd meegenomen naar bijna honderd jaar terug en hing aan de lippen van de steeds enthousiaster vertellende bewoners, mijn boeken naar de achtergrond geschoven. Ik werd met applaus bedankt voor mijn activiteit, maar eerlijk gezegd weet ik niet wie er meer genoten heeft!

En hier zit ik dan, inmiddels is het 22.08 uur en beginnen mijn oogleden wat te zakken en mijn typkunst wat te haperen. Slapend het nieuwe jaar inglijden zit er vermoedelijk niet in, gezien het enthousiasme waarmee de vuurwerkliefhebber zich dit jaar naar de winkel heeft begeven. Ik zal de enige niet zijn die het prachtig vind om naar te kijken, maar voor wie een vuurwerkverbod toch de voorkeur heeft. Als we het hebben over klimaat, vervuiling, energie, gezondheid, (dieren)welzijn, bezinning, bezuiniging, dan moet de keuze niet zo moeilijk zijn lijkt me. Heb een fijne jaarwisseling en tot in het nieuwe jaar!

Xmas

Met het vorderen van het alfabet ondervind ik de nodige obstakels als het op deze stukjes aankomt. Hetzelfde euvel doet zich voor als dochterlief en ik onderweg ons favoriete autospelletje spelen; zinnen maken op volgorde van het alfabet. Tijdens ons ritje naar de paarden hoor je gerust het volgende: ‘Als bananen cola drinken, eten fruitvliegjes ganache’. Of ‘Acht blauwe clowns dartelen erg fier’. Die eerste zinnen gaan ons gemakkelijk af, net als het vervolg; ‘Hotels in Jutland koken langdurig met natte oude pannenlappen’. Of wat dacht je van ‘Gelukkig hebben inspirerende jurken kale lichtgevende manchetten naast openhangende panty’s’. Het is soms oppassen dat we de afslag niet missen, zo fanatiek gaan we op in onze eigen woordvindkunst. Heerlijk. Maar ja, dan komt daar de Q. Standaard volgt daarop mijn – zeer valse – ‘Q, en Q, quhuuhuu, Q en Q’. Dat is één keer grappig, misschien twee, maar dan kan ik er zelf ook niet meer om gniffelen. Volgens vast recept schakelen we dan door naar heel veel quasi grappige zinsneden; ‘Quasi roestige strijkijzers tikken uren verder’. Of ‘Quasi ruziënde stratenmakers trekken uiensoep van wratten’. Een enkele keer komt Quint langs, of een quintet of quartzhorloge. Bij heel hoge uitzondering en grote helderheid in de bovenkamer zou je quotum kunnen horen vallen. Maar reken er maar niet op.

Tot dusver obstakel 1, dat gelukkig met groot gemak gevolgd wordt door rete strakke tekst uit vrije woorden. Maar dan dienen obstakels 2, 3 en 4 zich onverbiddelijk aan! We ploeteren wat af om van XYZ meer dan chocoladeletters te maken. Xenos? Xandra? Inspiratieloos – of eigenlijk, woordenarm – stokt ons spel. Ziehier dus ook mijn geworstel op deze plek. Bijna drie maanden lang zat ik op slot, mijn brein zo vast als een hamer in beton, geen beweging in te krijgen. Komt tijd, komt raad zegt men toch? Ach, het is toch elke keer weer waar. Al is het maar omdat hier doorgaans Sky Radio aanstaat en daar vanzelf de hints richting een bepaald seizoen langskomen. En anders is het wel dochterlief die tussen neus en lippen door vraagt het tijd is om Love Actually te kijken. En mocht het kwartje dan nog steeds niet gevallen zijn, hoef ik me maar naar een willekeurige winkel te begeven en er is geen houden meer aan; HET IS BIJNA KERST!!! Hè hè, het hoge woord is eruit, de X is gered.

De hoogste tijd om weer gewoon te gaan doen en te schrijven over wat me echt bezighoudt. Zo bezocht ik tijdens het ‘kado-uurtje’ van de eerste wintertijddag de tentoonstelling De nieuwe vrouw in Singer Laren. En wat een kado was dat uitstapje in al haar facetten; in de zon door een schitterend landschap rijden, als een van de eerste bezoekers naar binnen, in stilte dwalend langs prachtig, indringend, uitdagend en puur vrouwelijk schoon. Vooral het zelfportret van Ina van Zyl zoog me naar binnen. Het was alsof ik recht in haar ziel keek. Weglopend van het schilderij voelde het alsof ik via een onzichtbaar koord met haar verbonden bleef. Dat gevoel ken ik inmiddels wel; het is mijn kompas, mijn richtingaanwijzer, mijn leidraad, mijn ‘volg je gevoel’-gevoel. Dat betekende voor de rest van de tentoonstelling helaas dat ik er niet zoveel oog meer voor had, niet echt oprechte belangstelling meer voor op kon brengen. Maar is dat erg? Wat mij betreft niet. Kunst is er in zoveel soorten en maten en wat je raakt raakt je, punt.

Dat heerlijke onderbuikgevoel van geraakt en daarmee ook geïnspireerd zijn, reed met me mee naar huis en bleef de rest van de dag bij me. Het resulteerde in een heerlijke dag waarvan ik er de laatste maanden nog niet zoveel had gehad. De grote stofwolk waarin ik in de zomer terechtkwam, lijkt voor een groot deel neergedaald. Ik zie de schitteringen niet alleen weer, ik voel ze nu ook. Ik creëer ze, ik proef ze, ik bewonder ze. Want de echt magische kunstenares hier in Huize Van Vliet is dochterlief.

Wisdom

Everything happens for a reason. That reason might not always be clear instantly, but with time often comes the answer. For instance this blog; the W was waiting patiently for me to find my topic ánd the right song matching the topic. At waking up yesterday, the perfect song was playing in my head, leaving a big smile on my face; after last weeks retreat the words just came to mind, no thinking, fretting, wondering or brooding necessary! This example might seem to be a very, very simple thing and not comparible to a depression, desease, loss or other dismay, but it works the same though.

It’s all about wisdom and learning to recognize the wisdom within you. With your head you can acquire lots of knowledge, your brain helps you understand certain principles, but when it comes down to really knowing, the answers are found in your heart. The English speaking people already knew that when they designed their language; when you really have to be able to recall certain knowledge, to really know, they say that you learn something by heart. It makes me wonder why we then, the Dutch speaking people, say we learn something from the head…

In this day and age most of us haven’t learned that wisdom stems from the heart. We learn that science has all the answers and if something isn’t proven scientifically, it doesn’t exist. We’re also told that wisdom is something that comes with age. And however that may be true at some level – it takes a lot of us a few decades into life to uravel the mystery of their being – pure wisdom is what you are born with; it is the wisdom of the heart.

If you work with young children or have them in your family, you know that a four year old is already a very complete and wise human being. Children are able to express their feelings, their needs, their thoughts from an intuitive source. They just start singing the song that comes to mind, just like the boy in my Kindergarten group many years ago that sang to his class about his kitten and it’s adventures. Or like the girl that fell asleep in the doll’s area, tired as she was of all the new impressions, not for one bit ashamed or hesitant to just lay down.

Last week I’ve seen a lot of people finding and expressing their wisdom. They dared to let their guard down, to just express what they needed, to let other people comfort, caress and love them. To feel what was inside, holding them back for years, making them ill or lonely. Wisdom is not only for the old, grey man on the mountain. It takes some courage, but if you are able to open your heart, really open it and let love overflow and take hold of you, you’ll find all wisdom you need is inside you already.

Wisdom therefore to me isn’t about knowledge of some scientific invention, it is not about knowing many languages or reading many books (although I’ll never stop reading…;-)). It is not about needing to know your purpose. It is about knowing who you are and what you need. It is about feeling it. It is about learning to express your needs, being in touch with them and creating the safest space possible for you.

So instead of asking your partner, mother, friend, father, child or colleague to love you more, start with loving yourself just a little bit more each day. I’ll do the same; I’ll love me just a little bit more.

Verlichting

Jaren geleden, tijdens een Pinksterkampeertripje, hoorde ik voor het eerst van Reiki. Niet in een naar wierook geurende praktijk waar je je vaak direct in Oosterse sferen waant, maar gewoon, simpel op het Hollandse platteland. Op Texel welteverstaan, bij de boer waar we kampeerden. Mijn moeder onderging er een behandeling, maar mijn puberbrein was – jammer genoeg vind ik nu, en tegelijkertijd zeer begrijpelijk als je ook maar iets van pubers weet – totaal niet geïnteresseerd in wat Reiki inhield. Ik had dus geen idee. En zelfs na het lezen van diverse jaargangen Happinez, luisteren naar podcasts, het ondergaan van een behandeling én het geven van mijn eerste eigen sessie, kon ik de essentie nog niet plaatsen. Tot een avond kort geleden.

Tijdens de terugkomavond van mijn allereerste Reiki-cursus, mag ik door het oneven aantal in de groep oefenen op de Reiki meester. Hoewel ik daar een beetje van schrik, kan ik onmogelijk zeggen dat dit totaal onverwacht is, want de nacht ervoor heb ik er levensecht over gedroomd. Toch voelt het ongemakkelijk, begint mijn brein tegen te sputteren en alle mogelijke dwarsbomen op te werpen en denk ik vooral ‘wat als er niks gebeurt…’. Ik weet deze gedachten van me af te schudden, probeer zo goed mogelijk in mijn lichaam te zakken en laat me door de verschillende stappen heen loodsen. Onder mijn handen voel ik mijn ‘oefenpersoon’ ontspannen, wat alvast één duwtje richting zelfvertrouwen is en bij elk belletje dat een volgende positie aankondigt, zit ik er beter in. Ik probeer zo goed mogelijk te voelen wat er tussen mijn handen te ervaren is. Voel ik een grens tot waar ik mag gaan? Voel ik de energie stromen en hoe voelt dat dan eigenlijk? Door de volledige focus op mijn handen, verdwijnt de gedachtestroom naar de achtergrond en begin ik te ervaren. Tintelende handpalmen, als zachte elvenvoetjes die er een dansje op doen. Een energieveld als een golvende zeepbel tussen mijn hand en het lichaam voor mij. Een magnetische druk die duidelijk maakt waar mijn handen moeten zijn. Het is magisch…

Terwijl we napraten over hoe we het beiden ervaren hebben, hoor ik hoe er verlichting werd ervaren tijdens het aanraken van het keelchakra en het hartchakra, ofwel het vierde en vijfde chakra. Deze chakra’s staan voor je creatieve identiteit, het jezelf uiten en je sociale identiteit. Alle zeven chakra’s in je lichaam vertegenwoordigen zo een aspect van het leven. Middels Reiki kun je de energiestroom die door de chakra’s gaat ten gunste beïnvloeden en blokkades die er ervaren worden wegnemen. Zo kun je een divers scala aan klachten verlichten, dan wel helemaal wegnemen.

Als je de verschillende definities van het woord verlichting naast elkaar zet, zijn er veel overeenkomsten en passen ze naadloos bij elkaar. Het verlichten van de duisternis bijvoorbeeld; zowel in heel letterlijke zin door een lampje aan te steken, als in mystieke zin (hereniging met het goddelijke) en rationele zin (verlossing van bijgeloof en onwetendheid). Het verlichten en daarmee minder zwaar maken van lasten, klachten, druk, pijn, ongemak. Of zoals Neal Donald Walsh het mooi zegt:

`Verlichting is begrijpen dat je nergens naartoe hoeft, niets hoeft te doen en niemand hoeft te zijn, behalve de exacte persoon die je op dit moment bent`

Ik weet inmiddels vanuit theoretisch/wetenschappelijk oogpunt een beetje hoe energie werkt en hoe werken met energie dus inderdaad genezend kan werken. Toch blijft het iets ongrijpbaars (is het natuurlijk letterlijk ook) en ben ik dankbaar dat ik mag ervaren wat een prachtige tools wij als mens bezitten en wat een mooie dingen we daarmee mogen en kúnnen doen. En werkelijk iedereen kan het! Het zijn aangeboren vermogens waar je misschien met een zaklampje naar moet speuren om ze bij jezelf te vinden, maar knip dat lampje maar eens aan en ga op zoek…

Wil je ook een keer ervaren wat Reiki voor jou kan doen? Stuur me een bericht, dan maken we een afspraak!

Uitdaging

Ik heb van jongs af aan al een gekke, meestal niet bijzonder goed slagende gewoonte: ik knip mijn eigen pony. De eerste keer dat ik de schaar erbij pakte zal ik een jaar of vijftien geweest zijn. Mijn moeder was in het bezit van een echte kappersschaar, dus thuisknippen was een optie. Ik maakte mijn haar keurig nat, zoals de kapper dat ook altijd deed. Ik haalde de plukken die ik tot pony wilde omtoveren naar voren en hield ze lok voor lok tussen mijn vingers geklemd. De schaar knerpte er scherp doorheen en binnen no time was mijn nieuwe coupe geboren!

Ik had de haren keurig afgeknipt tot ze de bovenrand van mijn wenkbrauwen raakten. Tevreden keek ik mijn spiegelbeeld aan en haalde de föhn erbij om de pony te drogen. Een beetje bollen met de borstel, nog wat mousse en lak erin en voilà! Vol verwachting keek ik weer in de spiegel om mijn nieuwe zelf te bewonderen. Maar wat een afschuwelijk beeld gaapte mij aan; de pony die eerder nog zo perfect de kromming van mijn wenkbrauwen volgde, liep nu als een golf over het midden van mijn voorhoofd….

Als je dit soort fratsen als kleuter uithaalt, wordt er smakelijk om gelachen. Als puber doe je in zo’n situatie niets liever dan door de grond zakken. Of je een paar weken onder de dekens verstoppen, emigreren of een poosje onder een onzichtbaarheidsmantel rondlopen. Gelukkig beleefde ik mijn pubertijd eind jaren tachtig/begin negentig en de kuif was hipper dan hip! Haren touperen dan maar, bus lak erover en ik kon me weer vertonen.

Helaas voor mezelf heb ik dit bedroevende staaltje amateuristisch kappertje spelen nog meerdere keren herhaald. Het gezegde van die ezel en die steen daarmee flink om zeep helpend… Wonderlijk genoeg bleef dochterlief keurig zitten toen ik twee jaar geleden haar haren te lijf ging met de van nieuwheid blinkende schaar. De Youtube-filmpjes die op dat moment razend populair waren bij al die nieuwbakken thuiskappers, sloeg ik gemakshalve over. Uit de losse pols draaide ik wat lokken omhoog en zette ze vast met echte kappersklemmen. Laag voor laag ontdeed ik de prachtige bruine haren zo van hun dode punten. Qua lengte kon ik gelukkig een potje breken en doordat haar haar niet zo genadeloos steil is als het mijne, kon ook de waterpas in de schuur blijven. Blijkbaar slaagde ik nu wel, want ik mocht blijven knippen. En ja, als het dan op een mensenkind best aardig slaagt, moet het op een hondenbaby toch zeker ook lukken?

Die uitdaging ben ik maar niet aangegaan. Dit droppie gaat keurig naar de hondenkapper voor een sjiek-de-friemel nieuw kapsel. Alhoewel, als ik heel eerlijk ben, ging er aan de eerste trimbeurt tóch een klein experimentje met mijn eigen schaartje aan vooraf… Het wordt hoog tijd voor wat meer passende uitdagingen!

True Colors

Zo’n drie jaar geleden ging ik als een verzopen katje zitten in het warme, knusse café van Kunsthal KAdE in Amersfoort. Het was een grauwe, gure, grijze dag en de wind en regen joegen door regenjassen heen en onder paraplu´s door. Bitterkoud en wat was ik blij toen we na ons wandelingetje vanaf het station het museum bereikten. Dochterlief leverde ik net zo verzopen maar opgetogen af bij een college vanuit Museum Jeugd Universiteit (Yeah, Kunst = Leren = Input = blij brein), waarna mij een heel uur in mijn eentje gegeven was. Wat een kado…

De behaaglijkheid van een verwarmde ruimte viel als een zachte deken om me heen, al overweldigde het gekakel in het café me wel. Maar, even diep ademhalen, schouders ontspannen en een tafeltje in een hoekje maakten dat ik intens genoot van mijn kop thee en schaal met nootjes, olijven en ander lekkers.

Foto door Ron Lach op Pexels.com

Mijn voornemen was nu eens echt tijd te nemen om te gaan schrijven en dus haalde ik mijn nieuwe, nog ongeopende notitieboekje uit mijn tas en bracht er een alfabet in aan. Om de zoveel pagina’s een nieuwe letter, waar ik dan vervolgens naar hartenlust kon brainstormen, krassen en strepen, mindmappen en echte stukjes schrijven. Braaf begon ik bij de A en probeerde bijpassende titels van liedjes uit de krochten van mijn geheugen op te diepen. Op zich niet zo moeilijk, maar Ademnood of Alle duiven op de dam waren niet de invalshoeken waar ik op door wilde associëren.

Terwijl ik voelde dat ik vastliep en het enthousiasme uit elke vezel van mijn lijf weggleed, keek ik het café rond en nam de mensen in me op. Ik zag een keur aan verschillen. Verschillen in uiterlijk, in karakter, in gedrag, in stemgeluid, in eet- en drinkvoorkeuren. Mannen, vrouwen, jong, oud. Waarschijnlijk niet een heel representatieve weergave van de samenleving, maar divers genoeg om me iets te laten zien. Om dat ‘iets’ wat helderder op de voorgrond van mijn gedachten te brengen, klonk ineens True Colors in de uitvoering van Eva Cassidy door de ruimte. Een lied dat ik natuurlijk al honderden keren had gehoord, maar ik denk dat ik nog nooit echt goed naar de tekst had geluisterd. Dat lukte nu natuurlijk ook niet – teveel gepraat, te weinig zitplekken en dus onbekenden aan mijn tafeltje erbij – maar bij de T krabbelde ik snel de titel van dit indringende lied.

Terwijl ik mijn telefoon tevoorschijn haalde om de songtekst op te zoeken, wisselde het onbekende gezelschap aan mijn tafel. Twee oudere dames maakten plaats voor een vrouw van mijn leeftijd. Ik had haar bij het wegbrengen van dochterlief ook al even gespot, dus ik wist dat ze waarschijnlijk net zo lang als ik aan dit tafeltje zou blijven zitten. Mijn poging om het te laten lijken of ik echt heel druk aan het schrijven was, strandde jammerlijk. Waarschijnlijk verraadde mijn eigen aura mijn nieuwsgierigheid naar wie er bij me neer was gestreken en anders was het wel haar onrustige heen en weer geschuif dat me haar kant op deed kijken. Dat was blijkbaar precies wat ze nodig had (en ik misschien ook wel). Binnen no time hadden we een gesprek over het opvoeden van onze hoogbegaafde, hooggevoelige kinderen. Geen sinecure, toen niet, nu niet, nooit niet.

Foto door Sharon McCutcheon op Pexels.com

Aangezien ik – as we speak – om mijn eigen hete brij, mijn eigen True Colors, aan het heen draaien ben – de mooie, zachte, lichte, sprankelende aankijkend en aan de wereld tonend, de felle, pittige, confronterende, rebellerende slechts een glimpje daglicht gunnend – vlucht ik even naar haar website, waarvan ze het adres destijds achterin mijn notitieboekje schreef. Een glimlach kruipt vanuit mijn gefrustreerde onderbuik naar boven. Serendipiteit is nooit ver weg. Wetend dat ik nu even nodig heb wat daar voor mijn neus op het scherm staat, neem ik de volgende zin goed in me op:

“Veelal is het gedrag wat er gezien wordt een uiting van een onvervulde behoefte waar het kind geen uiting aan kan geven. … Wat heeft het kind nodig om weer te kunnen groeien, zichzelf te uiten en vooral zichzelf te kunnen zijn in contact met de samenleving?”

En ook al zit mijn frustratie nu niet per se op het opvoedvlak, de woorden helpen me toch om weer met een andere blik naar mijn allerliefste puber te kijken en meer rust en gezelligheid in de tent te brengen. Maar, denk ik bij mezelf, bovenstaande gaat niet alleen op voor kinderen. Welke behoeften liggen er onder mijn gedrag, onder mijn frustraties? Wat heb ik eigenlijk nodig om volledig mezelf te zijn? Je ware kleuren ((h)er)kennen, ze in hun volledige pracht kunnen en durven aanschouwen is soms een parcours vol hobbels en mooie vergezichten. Het is de geijkte ‘midlife crisis’ die veel mensen op hun pad treffen. Voor hoogbegaafden geldt dit nog eens extra aangezien ze zo weinig spiegeltjes in hun leven tegen komen. Gelukkig komen er zo nu en dan als uit het niks van die prachtige spiegels op mijn pad. Ik ben ze intens dankbaar. Mijn kleuren worden feller, hun betekenis duidelijker. Ze aan de buitenwereld tonen doe ik stap voor stap.