Als ik mezelf een paradijs voor probeer te stellen, verschijnt er een prachtig beeld voor mijn ogen. Groen zover het oog rijkt, planten en bomen in alle soorten en maten. Aan hun takken groeien de meest wonderlijke vruchten, die wanneer ze op het juiste moment geplukt en genuttigd worden een ongekend effect hebben. Bloemen in alle kleuren van de regenboog die uitbundig hun kopjes tentoonstellen, insecten die daar vol enthousiasme op af duiken en zich tegoed doen aan tongstrelend zoete nectar. Water dat in de vorm van kalme beekjes, lieflijke meertjes, woeste watervallen, grootse zeeën en stoere rivieren haar plek inneemt, precies daar waar het nodig is. Een landschap dat gekenmerkt wordt door glooiende heuvels, afgewisseld met laagland en een klein gebergte voor wat dramatische effecten. Het is er fantastisch, rustig en druk tegelijk want het gonst en zoemt en tettert, hinnikt, blaat, gromt en piept in perfecte harmonie.
Met dit schouwspel op mijn netvlies, vraag ik me ineens af waar ik zelf in het plaatje rondhuppel. Ik vind mezelf terug aan de rand van een open veld, bij een uit leem opgetrokken huisje dat met haar rug tegen de bosrand staat. De bomen vormen een beschermende haag, maar staan ver genoeg uit elkaar om een inkijkje in het binnenste van het bos te geven. Ik zit voor het huisje, op een houten bankje, en geniet van zachte zonnestralen op mijn gezicht. Op het veld voor mij scharrelen wat dieren rond, spelen kinderen een zelfbedacht spel met dennenappels uit het bos, enkel pauze nemend om uit de beek die naar een meertje stroomt verfrissend water te drinken. Als ik om me heen kijk, zie ik dat het veld groter is dan ik in eerste instantie dacht en ook het bos lijkt ruimer en uitgestrekter. Verspreid over de ruimte die ik in me op kan nemen staan allerlei soorten huisjes, met her en der wat mensen buiten aan het werk, genietend van de zon of in gesprek met elkaar. Door hun architectuur, materiaalgebruik en kleur passen de huisjes naadloos in de omgeving. Soms mis je er zelfs een en zie je het bouwwerk pas als je er met je neus haast tegenaan gedrukt staat.

Dit laatste doet me denken aan een beschrijving van een ervaring van ontdekkingsreiziger Thomas Cook. De inheemse bevolking van een eiland waar hij aan land ging, kon het grote schip waarmee hij gekomen was niet waarnemen. En dat terwijl het open en bloot in de grote lege zee voor het eiland voor anker lag. Ze kenden dergelijke bouwwerken niet en blijkbaar is het heel moeilijk waar te nemen wat je niet kent. Door de nieuwe serie van Karen Hamaker-Zondag, De onmogelijke werkelijkheid, word mij steeds een beetje duidelijker hoe dat werkt. Kortgezegd is het leven zoals de meesten van ons het beleven en aanschouwen, slechts één kant van een hologram. Als je je bewustzijn dus enkel traint in het waarnemen van die ene kant, zie je niet wat er nog meer aan werkelijkheden bestaat. Een onderzoeker die zich bezig heeft gehouden met die verschillen in waarneming is Fred Alan Wolf. Een innemende, grappige man die poogde het onmogelijke te duiden en de taaie theoretische kennis daarover aan te laten sluiten bij wat de gemiddelde mens wél snapt.
Ik ben inmiddels erg nieuwsgierig waar mijn paradijs zich bevindt in het hologram. Ik zou er graag naartoe reizen. Maar zolang het gat tussen wat ik weet en kan om daar te komen nog te groot is, houd ik het dicht bij huis. Ik begin met al die holografische cellen in mijn hersenen – waarin alle kennis van ooit ligt opgeslagen – eens lekker te vertroetelen. Het beeld van de kleurrijke, heerlijke, sappige, verfrissende, smaakvolle vruchten aan al die bomen en struiken heeft mijn cellen wakker geschud. Ze roepen om fruit, om de suikers in dat fruit die een onontbeerlijke brandstofbron vormen. Om het vocht erin dat niet alleen mijn hersencellen voedt, maar mijn hele lichaam hydrateert. Niet onbelangrijk aangezien we voor toch wel zo’n 70% uit water bestaan… Dus op naar de keuken, op naar een flinke karaf levend water!
