Het is zo´n zaterdag die bij uitstek oproept tot cocoonen. Ditmaal vallen er geen mussen van het dak, maar zoals de Engelsen het zo mooi beeldend verwoorden ´it´s raining cats and dogs´. Sinds ik ooit een boekenlegger onder ogen kreeg met daarop dit gezegde in woord en beeld, ben ik altijd wat op mijn hoede als ik door de regen moet. Mijn capuchon onttrekt veel van mijn omgeving aan het zicht, waardoor ik mij altijd op hoop van zegen door de buurt begeef. Intens dankbaar stap ik vervolgens levend en wel door de achterdeur mijn veilige haven binnen; weer niet verpletterd door een neerdenderende Garfield of een op de aarde afstormende Snoopy. Mijn kleine krullenbol is zich van geen gevaar bewust, althans, niet van dat wat van boven komt. Waar haar blik steevast aan de grond gekleefd lijkt of zich richt op vervaarlijk uitziende boomstammen, lekkere vogelhapjes op het strand en soortgenoten die aan ons huis voorbij trekken, sla ik mijn ogen steeds vaker op.
Vooral ’s avonds, zo rond half negen, wanneer vanaf grote schermen aan woonkamermuren een malle wereld huiskamers binnendringt, tuur ik omhoog. Door het vele licht waarmee ik omringd word is het vaak even speuren tot ik ze ontwaar. Prachtig sprankelende sterren schijnen mij vanuit de hemel geruststellend toe. Elke dag opnieuw. Hoe de dag ook was, hoe het morgen ook zal zijn, het koepeltje dat ik boven mij waarneem is van een standvastigheid waar je u tegen zegt. En als ik daar zo vooruit schuifel op mijn dagelijkse uitlaatrondje – dat meestal niet zo idyllisch is als het hier nu klinkt…; hondlief moet opgetild en meters van huis meegedragen voordat ze zelf een stap verzet, wil altijd de andere kant op dan ik, schiet links als ik denk rechts te gaan, vreet van de straat ik weet niet wat want het is te donker om te zien wat er allemaal ligt, maar dat terzijde – komt toch altijd weer de vraag op waar de andere levende wezens in het heelal zich ophouden.



Die vraag houdt mij al van kinds af aan bezig en het is niet de vraag óf er ander leven is, maar wáár en hóe dan. Ik zou het zo ontegenzeglijk onlogisch vinden als slechts enkel de aarde bewoond is in dat immense, immer uitdijende heelal. Met alle kennis die ik inmiddels heb van het niet aardse, het fijnstoffelijke, het voor de meesten van ons niet waarneembare, het ongrijpbare, multidimensionale vraag ik me af hoe ik zou reageren wanneer er daadwerkelijk een ander soort wezen voor mijn neus zou staan. Zou ik toch volledig in paniek raken? De tegenwoordigheid van geest hebben kalm te blijven en mijn nieuwsgierigheid te laten winnen van de angst? Zou ik bevriezen of vluchten? Doodsangsten uitstaan of me herinneren dat mijn bewustzijn altijd blijft, alles één is en uit dezelfde bron komt en bang zijn dus niet nodig is? Ergens ben ik er vreselijk nieuwsgierig naar als ik zo de hemel afspeur. Kunnen we omgaan en communiceren met wezens die wellicht een volslagen vreemd uiterlijk hebben, andere gewoontes en een vreemde energie? Of zijn we als mensheid die nieuwsgierigheid kwijt geraakt en staan we niet meer open voor het onbekende?
Ook ik betrap mezelf erop vaak star en vooringenomen op iets of iemand te reageren. Ik moet bewust stilstaan bij het feit dat hoe ik de wereld zie, míjn perceptie is, míjn gekleurde bril. Wanneer ik denk de waarheid in pacht te hebben, dien ik me te realiseren dat dat míjn waarheid is, gevormd door de ervaringen die in míjn (onder)bewustzijn liggen opgeslagen. Open staan voor wat een ander te vertellen heeft, het inzicht dat een ander meebrengt; het voelt wat ongemakkelijk soms, maar kan je leven zo verrijken. Even loskomen van je eigen perspectief geeft ruimte. Zelfs als dat betekent dat ik na zo heerlijk mijmer-rondje thuis in een aflevering van ‘Jane the Virgin’ wordt meegezogen. Ik heb de neiging me steeds meer tegen dat soort flauwekul te verzetten en dochterlief vooral ‘nuttige’ materie voor te schotelen. Maar dan herinner ik me weer dat ik zelf ook puber ben geweest… Hoe graag ik ook meer zou willen proeven van andere sferen en dimensies, ik leef nu eenmaal in een heel aards jasje in een heel aards leven, dus vooruit, kom maar op met die troep (en ja, betrapt, daar geniet ik zelf dus ook van)!
