Het was zo’n avond waarop de televisie uitbleef, de telefoons achteloos ergens op een tafeltje, kast of op het aanrecht achter waren gelaten. Het was stil in huis, de klok tikte wat en af en toe zwol van buiten het gegak van de ganzen aan. Het licht boven de tafel brandde gemoedelijk en op diezelfde tafel heerste een georganiseerde chaos. Papieren, lijm, kwastjes, potjes, dekseltjes, placemats lagen ontspannen op, over en door elkaar, niet gehinderd door de gebruikelijke opruimwoede van de vrouw des huizes. Het was zo’n avond die in een ander tempo verglijdt, zo’n avond waarop vanuit de stilte bespiegelingen en levensvragen luchtig opgeworpen kunnen worden. Sommige blijven wat boven de tafel hangen en vallen na verloop van tijd uiteen als een wolkje dat zijn vorm in de ruimte verliest. Andere worden als met een hengeltje uit het luchtruim gevist en vormen een eerste draadje voor een mooi gesprek.

Zo kwam het dat tussen het scheuren, smeren en plakken door ineens de volgende woorden vielen: ‘Laat de eenvoud voor zich spreken.’ Ik kon niet anders dan het beamen – want hoe heerlijk was deze avond, gevuld met stilte, met eenduidig en eenvoudig bezig zijn, met iets moois maken, met rust in de koppies en rust in het huis? Met samen zijn, genieten van een ouderwets knus avondje? Mijn gedachten waaierden alweer uit richting de kerstverhalen waarin meneer Bitterbal, het dorpje Knötelö en een kerstman op een knijpertje de hoofdrol spelen. Een warm gevoel strekte zich vanuit mijn onderbuik uit tot mijn hartstreek en ook in mijn hoofd gingen de sfeerlichtjes branden. De verwarring was dan ook enorm toen de woorden ‘ja, want een krentenbol met oude kaas is echt vies!’ mijn hersens raakten. Waar kwam die krentenbol opeens vandaan? En dan die oude kaas? Ik kon ´m bijna ruiken en vertrok alvast mijn neus in een grote rimpel. Met moeite trok ik me los van de verrukkelijke kerstnostalgie en keek vragend naar de overkant van de tafel.

´Mam, hoorde je eigenlijk wel wat ik zei? Het lijkt wel of je nu toch echt doof wordt!’ Ik trok mijn schouders op en golfde een quasi onschuldige verontschuldigende blik richting mijn dochter. Blijkbaar stond mijn ontvanger op een andere zender afgestemd. Nadat dochterlief haar krentenbollen-moet-je-nooit-met-oude-kaas-eten-betoog had afgerond, tunede ik weer in op een van mijn voorkeurszenders. Het was de zender van de Aha!-erlebnis. Want wat ik me ineens realiseerde was niks nieuws en zeker geen rocket science, maar wel een oorzaak van veel conflicten en misverstanden: in communicatie vergeten we heel vaak af te stemmen op de frequentie van de ander. We zenden vanuit ons eigen veld en verwachten dat de informatie bij de ander net zo aankomt als wij die bedoeld hebben. Maar als de ander op een andere frequentie is afgestemd of de ontvangst niet zo fantastisch is, is er al snel ruis op de zender, met alle onbegrip en gedoe van dien. Helemaal een janboel wordt het als de ander ook op zenden staat; dan hangt er van alles in de ether, maar wordt het door niemand gehoord.
Het is materie die door communicatiedeskundigen, teamleiders en allerlei andere adviseurs trouw in ontwikkeltrajecten wordt meegenomen. Nuttig? Vast. Maar wellicht is een avondje nostalgisch luisteren wel net zo effectief (en in elk geval véle malen leuker…).