Bij de gate staat een rij mensen te wachten. Het routinekarakter van hun reis spreekt uit hun lichaamstaal. Blik op oneindig, hangende schouders, gedwee meeschuifelend op de maat van voetje-voor-voetje-toch-vast-wat-verder-naar-voren. Het moment tot er eindelijk geboard kan worden duurt altijd te lang, de tijd trager dan traag. Ook al tikt de klok braaf de laatste minuten weg, oponthoud zit in een klein hoekje. Ze ontspannen pas als ze met ingetrokken landingsgestel hoog in het luchtruim zweven. Dan stuift er een dame met donkere krullen de ruimte binnen. In een oogwenk verandert de energie van muf, stoffig en gelaten naar sprankelend en nieuwsgierig, opgeschud en argwanend. Hoofden draaien, monden zakken open, ogen proberen te duiden wat er gebeurt. Maar nog voor iemand iets kan zeggen is de vrouw weer verdwenen. Als in het niets lijkt het; men komt er niet achter, want de volgende verrassing dient zich aan. Een bonte stoet volgelingen waggelt, trippelt, fladdert en scharrelt binnen. Nu ontwaken de mensen pas echt uit hun wachtrij-hypnose. Ze proberen vat te krijgen op de kip, pad, schildpad, vos, das en eend. De dieren zijn niet gediend van deze aandacht en blazen, bijten en grommen de mensen op afstand.
En op dit punt ontwaakt mijn brein. Vanuit de droomstaat – theta-golven voor de liefhebber – schakel ik om naar een toestand waarin ik mijn gedachten bewust kan sturen, de alpha-golven. Ik probeer te achterhalen wie de vrouw is, of ik haar ken of op zijn minst herken. Ik besef dat ik geen gezicht heb geregistreerd, terwijl ik tijdens sommige dromen een bepaald persoon heel levendig voor me zie. Net of deze vrouw er dus eigenlijk niet was. Alsof haar energie enkel langskwam om afscheid te nemen. Maar afscheid waarvan dan, of van wie? En dan die dieren, wat hebben die te betekenen? Natuurlijk krijg ik op dat moment geen antwoord op de vragen die ik op mijn brein afvuur. Wat ik me in de loop van de dag wel realiseer, is dat deze periode in het jaar er een van afscheid nemen is. In het bijzonder voor mijn lieve ‘mini me’, die over enkele weken de deuren van de basisschool voorgoed achter zich zal sluiten.
Met een heerlijke krachtige, energieke en onuitputtelijke motivatie heeft ze zich op haar eindmusical gestort. Rol naar keuze in de pocket en oefenen maar! Zonder dat ik ook maar enige aansporing hoef te geven, wordt er tekst gearceerd – ‘In twee kleuren mam, want het een moet ik zeggen en het ander doen,’- kleding uitgezocht (niet alleen voor zichzelf, maar ook voor klasgenoten) en via een app een hele riedel maffe liedjes ingestudeerd. Dit proces roept bij mij vervolgens een stroom geweldige herinneringen op. Want alhoewel het voor (bijna) niemand meer een geheim zal zijn dat ik mijn verkering met het onderwijs heb verbroken, heb ik altijd ontzettend genoten van de musicals. De zelfgemaakte welteverstaan, waar ik de regie over had (iets met zelluf willen doen; autonomie).
In mijn digitale archief vind ik diverse opnames terug. Ik ben in het bijzonder nieuwsgierig naar die van 2006, toen ik voor het eerst een groep acht onder mijn hoede had die bestond uit slechts twaalf kinderen. Een bijeengeraapt zooitje kinderen, voor het eerst bij elkaar in de klas, waarvan de helft erg goed in staat was er voor zichzelf en de rest een zooitje van te maken. Het heeft me wat hoofdbrekens gekost, er vlogen wat stoelen, tranen en scheldwoorden door de klas, maar uiteindelijk werd het een groep. Misschien wel door die musical, waarbij we – als in: ik en de bevlogen collega van de klas tegenover de mijne, zonder wiens fantastische hulp ik niet had geweten waar te beginnen – de kinderen lieten doen waar ze goed in waren. Talent Gezocht! werd daardoor een heerlijke show met humor, pit, passie, veel interactie en bravoure. Met eenwielers, djembés, rappers, zangers, jojo-ers, The Beatles, een live band en zelf gespoten graffiti.
Het zien van de beelden ontroert me en doordrenkt me met het besef dat kinderen zoveel zelf kunnen en zoveel talenten hebben, maar vooral ook dat ze elkaar zo supergoed kunnen helpen. Slechts een klein knikje van ‘jij bent nu’ van het meisje naast hem, is wat een jongetje nodig heeft om zijn tekst weer te weten. Een extra rukje aan het gordijn door een ander kind maakt degene op het podium nog beter zichtbaar voor het publiek. Geef kinderen passende verantwoordelijkheid en ze nemen hem, geef ze een uitdaging die matcht met hun capaciteiten en ze gaan hem aan. Laat ze hun eigen pad volgen en vooral; geef ze het vertrouwen dat ze het kunnen.
'