Op het terras klitten de mensen in plukjes samen. De regen heeft kapsels verwoest, broeken en schoenen doorweekt en brillen voorzien van een vage waas. Grote parasols vervullen vandaag hun taak als paraplu en waken over de hoofden van de verzopen katjes. Terrasverwarmers geven een zweem warmte af die net tot aan kleffe bovenbenen golft. Het is lente. ´In Nederland regent het,´ voegt een dame aan het naastgelegen tafeltje er voor haar buitenlandse tafelgenoot aan toe. ´Ja, 11 procent van de tijd,´ fluister ik mijn eigen verzopen katje grinnikend toe. Een vernietigende ruk van het dameshoofd met bijbehorende blik stoomt mijn kant op. Ik laat ‘m lekker doorkoken en verder waaien.
In het andere kwart onder ‘onze’ heater woedt een verhit gesprek over nalatige tandartsen, kronen die zomaar weggegooid worden en tut tut tut nog meer klagenswaardig leed. ‘Je zou zo´n tandarts toch, misschien toch maar overstappen naar een ander?’ suggereert de vriendin die duidelijk had gehoopt op een relaxed middagje op het terras. De aanklaagster (het zijn verdacht veel vrouwelijke zeikerds deze middag) zucht dat dat onmogelijk is. Haar tandarts weet het elke keer zo te plannen dat hij dienst heeft als zij een afspraak maakt.
Ik onderdruk een volgende sneer – ik kom op dreef zo tijdens deze onverwacht heerlijke afluistermomenten – en richt mijn aandacht weer op mijn eigen gezelschap. Zinloos, want de 11-jarige balanceert haar aandacht tussen een beker choco en een schermpje. Onder het geruststellende getik op het doek boven mijn hoofd, bijgevallen door vogelgetjilp in stereo laat ik mijn focus los en dwaal wat rond in mijn gedachten. Een herinnering plopt op. Dat doet hij de laatste tijd wel vaker, dus ik neem rustig de tijd om het hele verhaal zich te laten ontvouwen, de vage contouren weer helder te laten worden en een begin – midden – eind te ontwaren.
En dan ben ik ineens weer in Savannah, Georgia, VS. Het is september 1999 en ik heb een eindeloze maand in het vooruitzicht. Een maand waarin ik student-af moet zien te worden en me mentaal voorbereid op het serieuze leven dat komen gaat. Het wordt een maand van zoveel mogelijk lol, onbezorgdheid, ritjes naar ‘The Mall’, dansen op 2Unlimited, dagjes naar het strand, een boottocht door een moeras met bijbehorende alligators, wandelingen over kerhoven waar het spookt, kijken naar het bankje van Forrest Gump, eindeloos veel fudge naar binnen werken en niet meer naar buiten durven door ‘The Blair Witch’. Halverwege al dit zaligs dient zich echter een spelbreker aan; Floyd. Floyd de orkaan welteverstaan, die dreigend op Savannah afstevent en voor heel wat schade belooft te gaan zorgen. Al bowlend en vervolgens balletjes wegtikkend op de midgetgolfbaan wordt ons de omvang van Floyd steeds duidelijker; via de luidsprekers worden we gesommeerd de volgende ochtend voor 9 uur de stad te hebben verlaten. Evacueren is verplicht en dat zorgt voor onrust, paniek en het in allerijl een schuilplaats vinden. Wie geen toevluchtsoord heeft, kan met de resterende bevolking in een sporthal schuilen tot Floyd uitgeraasd is.
De volgende ochtend rijden we voor dag en dauw samen met de voltallige Savanniaanse bevolking de stad uit. Of zoals het beeldend verwoord staat in The New York Times:
The evacuation of Savannah began at dawn today, an endless motorized march of steaming engines and crying children fleeing the winds that threatened this old city’s historic buildings and Spanish moss.
De snelwegbanen die normaal gesproken stad inwaarts gericht zijn, zijn van richting veranderd en helpen het verkeer sneller van de mogelijke onheilsplek weg te komen. Als trage stroop kruipen we voort, enkele honderden kilometers landinwaarts nog te gaan naar ons schuiladres, in afwachting van wat komen gaat. Een surrealistische toestand; we zijn wel wat regen en wind gewend in ons eigen kleine kikkerlandje, maar kunnen ons geen voorstelling maken van wat een geweld een orkaan met zich meebrengt.
Ondanks de dreigende weerberichten zijn er ook mensen die zich niet gek laten maken; groot geworden in een stadje dat gedrenkt is in mystiek en magie en volhangt met Spanish moss, geloven ze dat ‘divine intervention‘ ze zal beschermen tegen orkanen. Ze krijgen gelijk. Floyd blijkt zich boven land al snel te vervelen en zijn strijd te staken. We treffen de stad nog zo aan als we haar achterlieten, met wat afgebroken takken als bewijs dat hij zich wel even heeft laten zien. De bewoners halen gelaten maar opgelucht de houten platen voor de ramen weg, winkels openen een voor een hun deuren weer en het normale leven hervindt zijn weg.
Tik tik tik tikt het lepeltje in het glas van dochterlief. Een laatste restje schuim prijkt op haar bovenlip, de regen heeft haar strijd gestaakt. Ook het gemopper om ons heen is verdwenen. Een weldadige rust daalt over het terras. Konden alle ‘stormen’ maar zo kort en krachtig zijn.
